Week 8

Er zijn bepaalde zaken die wij als Nederlanders in Nieuw-Zeeland echt verbazingwekkend vinden. Dat er aan de weg gewerkt wordt is alleen maar fijn voor ons als toeristen. En dat daarbij verschillende personen nodig zijn is ook heel normaal. Maar dat bij elke wegoperatie twéé personen staan om het verkeer te regelen… voor die paar auto’s! In ons land worden tijdelijke stoplichten gebruikt die om de zoveel tijd van rood naar groen springen en in relatie staan met de stoplichten aan de andere kant van het werkgebeuren. Hier gebeurt dat met een bord, bedient door een live-persoon, met aan de ene kant STOP en aan de andere GO. Voordat je er bij uitkomt, is er al zelfs al een waarschuwing dat er een verzoek kan komen! Bewapend met megafoon wordt er snel gereageerd van de STOP naar de GO-persoon als er een file van twee of drie auto’s dreigt te ontstaan. Overal in het land komen we dit, voor ons onbekende beroep, tegen. Och, ze maken zich echt niet druk hoor! Alles in dienst van de klant. De supermarkt handelt overigens op dezelfde manier. Niet drie of vier maar àlle kassa’s zijn open, dus wachtrijen kennen ze hier niet. En als je bezig bent je spullen op de band te leggen wordt er al vriendelijk gevraagd hoe het met je gaat! Dan staat er bij de kassa niet één persoon die je boodschappen telt en met je afrekent... nee, een tweede persoon zorgt ervoor dat alles keurig ingepakt wordt in plastic tasjes. Hier hoeft niemand pedaalemmerzakken te kopen; ieder gebruikt in plaats hiervan de supermarkt tasjes! De koelkastspullen komen bij elkaar; de diepvriesspullen worden nog extra in een krantje gedraaid; het vlees krijgt een apart zakje en de wijn wordt omwikkeld met een smal hulsje. Dit is wennen, zeg! Wij zijn in Nederland namelijk gewend, zodra onze boodschappen aan de andere kant van de lopende band verschijnen, als een razende aan het werk te gaan om alles in meegebrachte tassen en kratten in te pakken. Dit om te pogen het tempo van de caissière bij te houden in de hoop alles weer in het karretje te hebben voordat ze de prijs gaat noemen. Hier is het een kunst om dit alles maar eens te laten en je te laten verzorgen! Ondertussen kun je genieten van de prachtige ‘kostuums’ die de supermarkt-werkers dragen. ‘Hip’ komt niet in het vocabulaire van deze wereld voor! Ook de jeugd die naar het middelbaar onderwijs gaat behoort in de, door de desbetreffende school, aangewezen kleding te komen. Meisjes in rok, jongens in short; met of zonder colbertjasje dan wel stropdasje in een stevige degelijke stof! De schoolbussen rijden af en aan met ‘goed’ geklede tieners!
Ook opvallend is het grote aantal kiwi’s, lees: inwoners NZ, dat op blote voeten loopt. Of het nu zomers of koel is, droog of vochtig, op het strand of IN de supermarkt, kind of bejaard: blote voeten is heel gewoon! Kun je je dat voorstellen in Venray? Door de Hema, het postkantoor of überhaupt door de grote straat?
Eén ding blijven we zeer aangenaam vinden: de zuivere schone en gevoelsmatig dunne lucht. De steden daargelaten is van lucht- en lichtvervuiling nog weinig sprake. Er is weinig vervuilende industrie en er wonen natuurlijk ook relatief weinig mensen. Vergelijk even: Nieuw Zeeland is qua grootte ongeveer gelijk aan Japan of Groot-Brittannië. In heel NZ wonen zo’n kleine 4 miljoen inwoners, waarvan er meer dan 2 miljoen in of rond de voornaamste steden leven. In Nederland wonen meer dan 16 miljoen mensen!! Dan is het ook wel te begrijpen dat er in ons land minder ‘ademruimte’ is. We merken dat we ons van dit feit bewust blijven én het blijven waarderen! De natuur geurt vooral op positieve wijze! Een ander fenomeen wat wij weer niet kennen is dat er in het landschap zo maar ineens een opgebruikte auto geparkeerd kan staan die er waarschijnlijk de komende jaren gewoon blijft staan. Nou ja...
Even terug naar waar we gebleven waren: de camping in Kaiteriteri. We blijven nog een paar daagjes in het gebied van de ‘Golden Bay’ in het Abel Tasman Park maar gaan meer noordelijk. Van Kaiteriteri reizen we over de Takaka Hill, een slingerweg die behoorlijk stijgt, aan weerszijden tropisch begroeid met allerlei soorten loof- en palmbomen. We passeren Takaka, waar, zoals ook in Nelson, veel kunstenaars hun plekje hebben gevonden. Het leven doet hier relaxed aan. In het noorden van het Tasman Park vinden we een camping in Pohara; we staan met de caravan weer aan zee! We hebben uitzicht over de zee naar Farewell Spit wat het meest noordelijke puntje van het zuidereiland is. De zee is rustig; op het strand bloeien de vetplanten; zon en wolken wisselen elkaar af. Tijd voor ieder om zijn eigen ding te doen: er wordt gezwommen, gebald en gewandeld langs de kust. De ‘zeedouche’ zorgt voor verfrissing na het zwemmen. Martijn maakt een zelfverzonnen spel met papier en plakband ; een ‘web’ met talloze mogelijkheden. Stan verzint een constructie met touw en een doos waarbij snoepjes ‘zomaar’ van de caravan afvallen. Het is goed vertoeven aan de kust vanaf de camping.
De volgende ochtend is het bewolkt. Martijn en Stan hebben een dagje ‘vrij’ en blijven op de camping. Peter en ik steken de uitstekende lob van het Abel Tasman National Park over naar het oosten; van Takaka naar Totaranui. We komen langs het Abel Tasman Memorial. Onze Nederlandse Ontdekkingsreiziger heeft een gedenkteken op een plek waar ‘hij blijvend over de zee kan blijven uitkijken’. Er volgt een slechte gravelweg die ongelooflijk stuift. Zolang we door kunnen blijven rijden is er niets aan de hand, maar wat denk je van tegenliggers... Onze auto ziet eruit als een werkvoertuig! De bewolking gaat over in regen; daarom is hier de begroeiing natuurlijk zo groen en vol varens. De weg is inmiddels aardig gestegen, wat we hier niet verwacht hadden, zo dicht aan de kust. Als we weer gaan dalen en de oostelijke kant bereiken klaart het ineens op, wordt de lucht blauw en schijnt de zon warm en fel! Het waait er wel flink. We komen uit bij een weids, verlaten goudgeel strand en het zeewater is echt blauw. Dit doet de naam ‘Golden Bay’ eer aan. Het is heerlijk door het zand te sjouwen en de heldere kleuren te zien veranderen. Dit maakt wel dat je er relaxed van wordt!
Als we terugrijden regent het op dezelfde weg weer. De hoogte maakt dat de regen ‘gevangen’ wordt. Terug op de camping hebben Martijn en Stan weer van alles georganiseerd. Stan heeft dit keer een Flying Fox gemaakt van blaadjes en papier. De voorstelling kan beginnen en ‘Peter en ik’ zweven van hoog naar beneden op ‘het natuurlijke blad’.
Opvallend is trouwens, dat we geen zandvliegen meer zien. Niet dat we er zo gek veel last van hebben gehad, d.w.z. geen ‘wolken van zandvliegen’ gezien waar men in de boeken over schrijft. Maar omdat we er niet zoveel zagen smeerden we ons ook maar zelden in en die paar vliegjes.. die bijten dus! ’s Nachts de ‘after bite’ onder het kussen.. omdat de beet toch heftig kan jeuken. Maar zoals ik al zei: ‘we zijn ervan verlost, lijkt het!’
Op 8 maart gaan we naar het échte topje van het zuidereiland. We rijden van Pohara en Takaka via Collingwood naar Puponga. Het gebied doet steeds leger aan. Er wonen maar weinig mensen en de zee krijgt meer accent dan het land. We wandelen de Hilltop Walk naar Wharariki Beach over groen begraste heuvels; de lucht is blauw en de wind gaat behoorlijk tekeer. "En achter de groene heuvels, in de blauwe zon, speelt nog steeds het harmonieorkest...!" zo zong Boudewijn de Groot ooit. Hier krijgt zo’n liedje z’n waarde! De wind fluit ons om de oren als we het groene gras achter ons laten en de duinen in struinen! Onze schoenen zakken diep in het zachte ‘woestijnzand’. Martijn en Stan, die beiden een korte broek dragen, voelen het zand om hun benen striemen. De kragen gaan omhoog en de ritsen dicht, al is het warm! Dit alles helpt echter niet om toch bedolven te worden onder de zand. Tot ver in onze oren, tussen de haren, in alle spleetjes en gaten vinden we dagen erna nog zandkorrels! Zo hebben we het nog nooit meegemaakt. Ondanks de wind en de zandstorm is het práchtig om er rond te lopen. Er is bijna niemand.. Het grijs-witte van het zand, het stijve duingras en het blauw van de zee en lucht steken prachtig tegen elkaar af. De rotsen zorgen voor wat stevigheid in dit beeld. Het lijkt een beetje ‘het einde van de wereld’.
De volgende plek waar we naar toe wandelen is ‘Cape Farewell’. Wederom over grasheuvels, we komen nog een laatste boom tegen… Ooit heeft een ontdekkingsreiziger dit plekje op de kaart gezet, en de naam ‘farewell’ gegeven daar hij het land op deze plek verliet. We staan hoog en kijken flink de diepte in. De cape is een enorme rots met een extra arm loodrecht in zee; de golven spelen er rondom heen.
Tijdens de rit verder komen we geregeld bij hekken die handmatig open en dichtgemaakt dienen te worden. Het sappige gras voor de plaatselijke dierenwereld wordt op deze manier groen gehouden. De kans is natuurlijk aanwezig dat je een kudde tegenkomt. En jawel hoor, we kunnen nog net op tijd aan de kant van de weg gaan staan. Omdat deze actie zo snel moet gebeuren staan we dit keer maar rechts! De schapen kennen hun verkeersregels toch niet. Met grote snelheid en bokkensprongen vluchten ze ons voorbij.
Het is inmiddels al wat verder in de middag en het wordt dan ook de hoogste tijd voor een picknick voor de nodige energie. De dikke plakken brood zijn verdwenen voor we het weten. We zijn inmiddels naar Port Puponga gereden waar de weg écht stopt. Dus wederom de benenwagen gebruiken om Farewell Spit te zien. Het is nog ettelijke kilometers lopen om het noordoostelijke stukje van het zuidereiland te begaan. Farewell Spit is een zeer lange lob in de zee van pakweg 2,5 tot 3 km breed en 26 km lang. Vele vogelsoorten hebben hier hun leef- en broedomgeving. Vanaf de camping konden we het in de verte zien liggen en nu lopen we er overheen. Onze wandeling gaat continu langs de kust en dat blijft boeien! We zien allerlei meeuwsoorten, zwarte zwanen en allerlei vogels waarvan we de naam echt niet weten. De zon zorgt weer voor een helder beeld. Ook hier hebben we het gevoel dat we even alleen op de wereld zijn! Heerlijk. We lopen een eind langs de ‘lob’ en steken op een gegeven moment over. Aan de andere kant, het noordelijkste stukje van het zuidereiland, komen we wederom in stuifduinen terecht. En het stuift er dus weer écht! Een paal met oranje bol wijst ons waar te lopen; je zou als in de woestijn de weg kunnen kwijtraken. Martijn en Stan vinden het heerlijk om van de zandheuvels af te rennen. Als we oostwaarts kijken kunnen we het uiterste topje van Farewell Spit niet zien. Daar waar het zand van de duinen en de lucht zich zouden moeten onderscheiden is de horizon zo vaag dat de overgang niet meer te zien is alsof het in een stofwolk van zand overgaat. Erg apart. Als we dezelfde weg teruglopen timmert Stan improvisatorisch een paal in de grond en bouwt het zo dat er schelpjes op gelegd kunnen worden. “Dan kunnen alle mensen die hier komen er een schelpje bijleggen, net zoals de stapeltjes stenen die wij wel eens gezien hebben” aldus Stan. Het is al tegen de avond als we via Collingwood terugrijden naar de camping. En wat blijkt: Collingwood blijkt de eerste plek te zijn waar ze géén plastic tasjes uitdelen bij het boodschappen doen. Daar heeft iemand diep over nagedacht!
Desalniettemin was dit een buitengewoon bijzondere dag in de eenzaamheid van het noorden!
Tja.. helaas wordt de dag dat we vertrekken van het zuidereiland realiteit. Het is zó’n prachtig eiland en we hebben het zó goed naar onze zin gehad dat het ons zwaar valt. Is het echt al tijd om hier te vertrekken? Zullen we er toch niet alsnog een paar daagjes aanplakken en ‘afsnoepen’ van het noordereiland? Eigenlijk is het alleen maar een bevestiging van een goed gevoel en dat willen we vooral zo houden. Actie dus. Via een telefoontje bespreken we de boot voor de overtocht van drie uur. Dat betekent voor deze dag vroeg inpakken en nog voor daglicht vertrekken. Een beetje daas zitten we in de auto en zo komt de dag langzaam op gang. We hebben een hele rit te gaan: vanuit Pohara via Takaka in het westen naar Picton aan de oostzijde. We eten onze ‘middagboterham’ op een mooi plekje bij de Pelorus Bridge.
Door heel Nieuw-Zeeland heen zijn waarschuwingsborden te vinden waarop men het brandgevaar in verschillende niveaus aangeeft. Je ziet deze borden maar neemt er eigenlijk niet zo veel notie van. Totdat we ineens grote grijze wolken zien verschijnen. Een bosbrand is al even bezig en de grootste heftigheid is waarschijnlijk al voorbij. Helikopters vliegen met spoed af en aan om te blussen. Spectaculair om dit mee te maken maar anderzijds zijn we erg blij dat we überhaupt mogen doorrijden. Stel je voor dat we hier een paar uur hadden vastgestaan… och, dan hadden we toch nog op het zuidereiland moeten blijven!
Als we door Havelock rijden ‘kijken’ we alleen naar het mosselrestaurant, geen tijd om er te eten. Blenheim is een waar wijngebied. Alhier een grote gaard met wijnmakerij van Montana. Dan wordt het tijd om écht afscheid te nemen van het zuiden. We laten met weemoed de haven van Picton achter ons, nog niet wetende welke drukte ons in Wellington te wachten staat! De overtocht is erg rustig. Bij Cook Strait, de zeestraat waar je overheen vaart tussen zuid en noord, botsen twee oceanen op elkaar en hier wil het water dan ook zeer geregeld onstuimig zijn. Bovendien heeft de wind er vrij spel. Wij hebben met dit alles niets van doen en brengen dan ook de hele overtocht door op het dek waar we nog een interessante ontmoeting hebben met een Canadese hoogleraar. Wat een mooi gegeven dat zo’n man, met een kopdoekje om zijn hoofd, zomaar een gesprek met je aangaat.
Wellington komt in beeld. Hoogbouw, echt stads. De omringende bergen, of zijn het heuvels, zijn bebouwd. Een beeld dat we in deze mate al een hele poos niet meer hebben gezien. Als we van de boot afrijden schrikken we nog een keer want we zitten ineens op een drie baans autoweg en de meeste automobilisten weten met het tempo aardig raad. Inmiddels is het zes uur geweest en wordt het tijd om een slaapplek te zoeken voor de nacht. In Wellington is echter niet zoveel in de aanbieding en we komen dan ook terecht op de doortrekkerscamping alhier. Van de open velden met riviertjes, meren en zeeën komen we hier op een plek naast een schutting in ‘het industriegebied’. Niet bepaald opgewekt dus. Maar goed, we doen het ermee en zullen ‘m ook vooral praktisch gebruiken.
Op 10 maart bezoeken we Te Papa oftewel Tongarewa Museum of New Zealand. Even als achtergrondinformatie: Dit museum bestaat sinds 1998 en heeft 280 miljoen NZ $ gekost (niet te zuinig dus) en is voor iedereen toegankelijk terwijl er GEEN ENTREE gevraagd wordt! Dit is de mentaliteit van de regering! In dit museum zijn, zeer uitgebreid en op een schitterende en speelse manier, allerlei wetenswaardigheden over het land en volk tentoongespreid en men vindt het belangrijk dat iedere bezoeker Nieuw Zeeland kan leren kennen dan wel meemaken. Ongelooflijk! Op verschillende verdiepingen tref je uitleg, animatie, fotocollecties, film, opgezette dieren, een tropisch bush en wat al niet meer over het ontstaan van Nieuw Zeeland tot en met het leven in deze tijd. Onze eigen voorbereidingen daargelaten, maken we in dit museum voor het eerst, tijdens ons verblijf in Nieuw Zeeland, kennis met de Maori-cultuur. Dit is het eerste volk wat zich in Nieuw Zeeland gesetteld heeft.. in de 14e eeuw. De jaren daarvoor was het land vrij van menselijke invloeden!! De Maori’s komen uit Polynesië. Ze leefden in stamverband, hadden een sterke eigen traditie, een eigen taal en vereerden goden die de natuurlijke elementen symboliseren. Ze zijn zeer bedreven in ingewikkeld en verfijnd houtsnijwerk. Persoonlijke versierselen in de vorm van tatoeages zijn eveneens kenmerkend voor de Maori kunst. Ze voelen zich sterk verbonden met het land en met de gewassen die het voortbrengt, met alle respect voor de natuur.